SV | En als de mannen van die plaats hem vraagden van zijn huisvrouw, zeide hij: Zij is mijn zuster; want hij vreesde te zeggen, mijn huisvrouw; opdat mij misschien, [zeide hij,] de mannen dezer plaats niet doden, om Rebekka; want zij was schoon van aangezicht. |
WLC | וַֽיִּשְׁאֲל֞וּ אַנְשֵׁ֤י הַמָּקֹום֙ לְאִשְׁתֹּ֔ו וַיֹּ֖אמֶר אֲחֹ֣תִי הִ֑וא כִּ֤י יָרֵא֙ לֵאמֹ֣ר אִשְׁתִּ֔י פֶּן־יַֽהַרְגֻ֜נִי אַנְשֵׁ֤י הַמָּקֹום֙ עַל־רִבְקָ֔ה כִּֽי־טֹובַ֥ת מַרְאֶ֖ה הִֽיא׃ |
Trans. | wayyišə’ălû ’anəšê hammāqwōm lə’išətwō wayyō’mer ’ăḥōṯî hiw’ kî yārē’ lē’mōr ’išətî pen-yaharəḡunî ’anəšê hammāqwōm ‘al-riḇəqâ kî-ṭwōḇaṯ marə’eh hî’: |
En als de mannen van die plaats hem vraagden van zijn huisvrouw, zeide hij: Zij is mijn zuster; want hij vreesde te zeggen, mijn huisvrouw; opdat mij misschien, [zeide hij,] de mannen dezer plaats niet doden, om Rebekka; want zij was schoon van aangezicht.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En als de mannen van die plaats hem vraagden van zijn huisvrouw, zeide hij: Zij is mijn zuster; want hij vreesde te zeggen, mijn huisvrouw; opdat mij misschien, [zeide hij,] de mannen dezer plaats niet doden, om Rebekka; want zij was schoon van aangezicht.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!