Genesis 26:7

SVEn als de mannen van die plaats hem vraagden van zijn huisvrouw, zeide hij: Zij is mijn zuster; want hij vreesde te zeggen, mijn huisvrouw; opdat mij misschien, [zeide hij,] de mannen dezer plaats niet doden, om Rebekka; want zij was schoon van aangezicht.
WLCוַֽיִּשְׁאֲל֞וּ אַנְשֵׁ֤י הַמָּקֹום֙ לְאִשְׁתֹּ֔ו וַיֹּ֖אמֶר אֲחֹ֣תִי הִ֑וא כִּ֤י יָרֵא֙ לֵאמֹ֣ר אִשְׁתִּ֔י פֶּן־יַֽהַרְגֻ֜נִי אַנְשֵׁ֤י הַמָּקֹום֙ עַל־רִבְקָ֔ה כִּֽי־טֹובַ֥ת מַרְאֶ֖ה הִֽיא׃
Trans.wayyišə’ălû ’anəšê hammāqwōm lə’išətwō wayyō’mer ’ăḥōṯî hiw’ kî yārē’ lē’mōr ’išətî pen-yaharəḡunî ’anəšê hammāqwōm ‘al-riḇəqâ kî-ṭwōḇaṯ marə’eh hî’:

Algemeen

Zie ook: Aangezicht, Gelaat, Rebekka, Schoonheid (v. vrouwen)

Aantekeningen

En als de mannen van die plaats hem vraagden van zijn huisvrouw, zeide hij: Zij is mijn zuster; want hij vreesde te zeggen, mijn huisvrouw; opdat mij misschien, [zeide hij,] de mannen dezer plaats niet doden, om Rebekka; want zij was schoon van aangezicht.


Vertaalnotities

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
    Zie hier over het gebruik van de interlineair.

וַֽ

-

יִּשְׁאֲל֞וּ

hem vraagden

אַנְשֵׁ֤י

-

הַ

-

מָּקוֹם֙

van die plaats

לְ

-

אִשְׁתּ֔וֹ

van zijn huisvrouw

וַ

-

יֹּ֖אמֶר

zeide hij

אֲחֹ֣תִי

mijn zuster

הִ֑וא

Zij

כִּ֤י

want

יָרֵא֙

hij vreesde

לֵ

-

אמֹ֣ר

te zeggen

אִשְׁתִּ֔י

mijn huisvrouw

פֶּן־

opdat

יַֽהַרְגֻ֜נִי

doden

אַנְשֵׁ֤י

-

הַ

-

מָּקוֹם֙

dezer plaats

עַל־

om

רִבְקָ֔ה

Rebekka

כִּֽי־

want

טוֹבַ֥ת

schoon

מַרְאֶ֖ה

van aangezicht

הִֽיא

zij


En als de mannen van die plaats hem vraagden van zijn huisvrouw, zeide hij: Zij is mijn zuster; want hij vreesde te zeggen, mijn huisvrouw; opdat mij misschien, [zeide hij,] de mannen dezer plaats niet doden, om Rebekka; want zij was schoon van aangezicht.

____

Koop nu

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!